diensthond Ralph kregen een huiszoekingsbevel voor een oud huis aan de rand van de stad. Het huis behoorde toe aan een oudere vrouw die onlangs onder vreemde omstandigheden was overleden.
Buren klaagden: ‘s nachts flikkerde er licht in de ramen en het leek alsof er iemand rondliep. De politie besloot te controleren — misschien schuilden er criminelen binnen.
Het huis verwelkomde hen met een vreemde rust. Geen stof, geen sporen van inbraak. Alles stond netjes, alsof de bewoonster gewoon even brood was gaan halen en snel terug zou zijn.
Ralph liep voorop, snuffelde aan vloer en muren. Zijn oren spitsten zich, zijn staart spande zich. Hij liep naar de woonkamer en gromde plotseling laag en dof — zo deed hij alleen wanneer hij iets vreemds voelde.
Aan de muur hing een groot, somber schilderij — een oud familieportret. De vrouw met haar kinderen. Allemaal dezelfde levenloze ogen.
Ralph begon te blaffen. Hard, scherp, zijn blik niet van het schilderij afwendend.
“Rustig, jongen… wat zie je daar?” fluisterde Mark.
Hij scheen met zijn zaklamp — het doek trilde door een zwakke tocht. Toen haalde Mark het schilderij van de muur. Alles werd duidelijk.

Achter het schilderij zat een kluis. Oud, massief, in beton gemetseld. Niet een vleugje stof. Alsof iemand het net had geopend.
Een uur later, na aankomst van een specialist, gaf het deurtje mee. En wat erin lag deed iedereen verstommen.
Foto’s. Honderden. Mannen, vrouwen, kinderen. Sommigen met de stempel “Vermist”.
Stapels valuta uit verschillende landen, gouden sieraden, documenten — paspoorten, certificaten, medische kaarten. Op dezelfde gezichten stonden verschillende namen.
De bewoonster bleek niet zomaar een rustige gepensioneerde, zoals de buren dachten. Ze hielp decennialang mensen verdwijnen. Creëerde nieuwe levens, vervalste documenten, verkocht andermans loten.
En in de laatste jaren… mogelijk verborg ze nog veel gruwelijkere geheimen.
Ralph snuffelde aan de kluis, ging stilletjes bij de muur liggen en sloot zijn ogen. Hij wist het — de zaak was onthuld.
En in de hoek van het schilderij, waar het doek werd aangeraakt bij het verwijderen, merkte iemand later een nauwelijks zichtbare inscriptie op onder de verf:
“We zijn er nog steeds.”