In het afgelegen dorpje Chernoe verliep het leven rustig: de mensen stonden op met de eerste hanen, voedden het vee, repareerden hekken en gingen tegen de avond weer naar huis. Alleen bij grootmoeder Anna brandden de ramen bijna altijd het langst. Ze woonde alleen, met haar boerderij en haar oude kat, en ondanks haar eenzaamheid klaagde ze nooit.
Maar op een ochtend, heel vroeg, verscheen er bij haar poort een klein grijs bolletje vacht. Een pup — trillend, met grote ogen vol wanhoop. Anna twijfelde geen moment: ze nam het kleintje mee naar binnen, voedde hem en verwarmde hem. Zo kreeg ze een nieuwe vriend, die ze simpelweg Volchok noemde.
Het kleine vondelingetje
De pup groeide snel. Hij was slimmer dan gewone honden, oplettend alsof hij alles zonder woorden begreep. In plaats van blaffen — een laag gegrom, in plaats van slijmen — zelfverzekerde voorzichtigheid. De buren grapten dat hij te serieus was voor een gewone hond.
Maar Anna glimlachte alleen maar:
— Slim beest, gewoon karaktervol.
Volchok bewaakte het erf, liet vreemden niet eens bij de poort komen. En in de winter, wanneer de sneeuwstormen buiten huilden, sliep hij bij de kachel, met zijn snuit op Anna’s knieën.
De nacht van angst
Op een avond gingen er verontrustende geruchten door het dorp — er zouden ontsnapte gevangenen in de buurt zijn. Iedereen sloot haastig deuren en sloten. Alleen Anna, die aan de rand van het dorp woonde, wist hier niets van.
Laat op de avond klopte het. Ze opende de deur — en twee mannen stonden daar. Hun gezichten waren somber, handen vuil en trillend.
— Water… — mompelde een van hen.
Maar zodra ze de drempel overstaken, sprong Volchok omhoog. Zijn vacht rees overeind, zijn keel produceerde een diep gegrom.
— Rustig, hond, — grijnsde de gast en zette een stap naar voren.
Het antwoord kwam in één sprong. Volchok dook tussen hen en zijn baasje, grommend en grommend, zodat de handen van de mannen trilden. Eén probeerde een mes te pakken, maar het beest was sneller — een klap, een schreeuw, en alles eindigde in een lawine van omgevallen spullen.
De held met gele ogen
De geschrokken indringers renden het huis uit en verdwenen in de duisternis. Hun geschreeuw en Volchoks geblaf wekten het hele dorp. Binnen een uur stonden de mannen met lantaarns en geweren bij hen, en niet lang daarna werd de groep aan de politie overgedragen.
Anna zat op de grond, Volchok in haar armen. Er bloeide een beetje bloed op zijn poot, maar zijn ogen waren kalm — hij had gedaan waarvoor hij in haar leven was gekomen.
De trouwe wachter
Na die nacht herstelde Volchok. De littekens op zijn poot bleven als teken van moed. Hij werd nog oplettender, maar naar zijn baasje toe bleef hij zacht — hij lag aan haar voeten, hield haar in de gaten en begroette haar altijd bij de poort.
Het verhaal van Anna en haar wolf werd een legende in het district. Mensen zeiden dat de natuur soms een beschermer naar iemand stuurt, juist wanneer diegene bijzonder eenzaam is.
En telkens wanneer ’s avonds het lange gehuil van een wolf over het dorp klinkt, fluisteren de ouderen: “Dat is Volchok. Hij bewaakt nog steeds zijn huis.”