De ochtend hing vol mist. De rivier ademde stoom uit, en Joe wiegde zich zoals gewoonlijk in zijn boot terwijl hij naar het ritmische getik van druppels tegen de romp luisterde. De visdag beloofde rustig te worden — tot het water plotseling explodeerde in een grote plons. Uit de diepte kwam langzaam een krokodil omhoog. Gigantisch, oud, met ogen die geen kwaad, maar bezorgdheid weerspiegelden.
De ervaren visser wist meteen: dit gedrag was geen toeval. De krokodil viel niet aan, hij gromde niet. Hij leek te roepen. Zonder precies te weten waarom besloot Joe het vreemde wezen te volgen.
Het beest bewoog langzaam, verdween soms onder het troebele water en verscheen weer vooruit, alsof hij controleerde of Joe hem niet kwijt was geraakt. Joe peddelde verder, diep het dichtbegroeide mangrovegebied in, waar de lucht dik stond als rook en de takken de boot schraapten, als een waarschuwing: “Draai om.”
Na een halfuur bereikten ze een piepkleine baai, verborgen voor nieuwsgierige blikken. Tussen omgevallen takken en gescheurde tentdoeken lagen de resten van een kamp. Op het zand lag een dagboek — doorweekt, maar nog intact. Joe sloeg het open en las verbaasd de laatste regels:
“Als ik gelijk heb, gebruiken de krokodillen ons als schild… maar wie gebruikt hen?”
Joe noemde zijn mysterieuze metgezel in gedachten Charlie. Plotseling hief Charlie zijn kop en siste richting het moeras. Joe wist: het pad was nog niet voorbij. Door de drassige grond wurmde hij zich naar een oude rieten schuilplaats. Daar lag een vrouw, gebonden en verzwakt. Haar gezicht was bedekt met modder, maar aan het logo op haar jas herkende Joe haar — Dr. Harris, een bioloog die weken geleden was verdwenen.
Joe bevrijdde haar snel. De vrouw ademde zwaar, maar kon zachtjes fluisteren:
— Ze… verstoppen smokkelwaar… in de krokodillen… onder hun huid…
De woorden sneden als vuur. Alles werd duidelijk: smokkelaars gebruikten wilde dieren als levende containers, verwondden hen voor eigen gewin.
Het kraken van takken kondigde het terugkeren van mensen aan. Joe en Dr. Harris hadden geen tijd om te schuilen. Maar voordat de criminelen hen opmerkten, kwam het water tot leven. Tientallen krokodillen stegen op uit het moeras. Aan hun hoofd — Charlie. Eén sprong op de dichtstbijzijnde smokkelaar, de boot kantelde, en de anderen sloegen op de vlucht, niet gelovend wat ze zagen.
Joe en Dr. Harris maakten gebruik van de chaos om bij de boot te komen en de politie te waarschuwen.
Het onderzoek bevestigde al snel het verschrikkelijke: een netwerk van criminelen gebruikte dieren om verboden stoffen te vervoeren. Ze werden gearresteerd, en Dr. Harris keerde terug naar haar werk, toegewijd aan het beschermen van hen die zichzelf niet kunnen verdedigen.
Sindsdien zag Joe vaak de vertrouwde silhouet in het water. De krokodil kwam langzaam uit de mist, alsof hij controleerde of alles in orde was. Hij was niet langer slechts een roofdier. Hij werd de bewaker van de rivier — een herinnering dat zelfs een wild hart trouw en redding kan bieden.
Tegenwoordig schrikken de lokale vissers niet als ze een krokodil met een speciale markering op zijn snuit zien. Ze zeggen: “Dat is Charlie. Hij zoekt geen prooi. Hij zoekt degenen die de rivier leren luisteren.”