Een gewonde wolventje smeekte om hulp en liep rechtstreeks naar een gepensioneerde man. Wat deze man deed, zal je tot tranen toe bewegen…

Het bos was altijd een plek van rust voor Michail.
Na zijn pensionering trok hij er vaak heen — gewoon wandelen, naar de vogels luisteren, vrij ademen. Maar op die julivieravond leidde het vertrouwde pad hem naar een ontmoeting die alles zou veranderen.

Uit de struiken sprong een wolf recht voor hem tevoorschijn.
Groot, grijs, met amberkleurige ogen. Michail verstijfde — zijn hart leek in zijn schoenen te zakken. Maar het beest gromde niet. Het viel hem niet aan.
Het stond daar, hijgend, en keek… alsof het iets vroeg. Vervolgens draaide het zich langzaam om en verdween dieper het bos in, steeds omkijkend — alsof het hem uitnodigde om te volgen.

“Wat wil je me laten zien?..” fluisterde Michail, terwijl hij zelf niet begreep waarom hij achter een roofdier aan liep.

En enkele minuten later zag hij het: tussen het gras, tussen wortels, lag een wolfje. Klein, mager, met een poot gevangen in een oude, roestige val. Van de pijn piepte het beestje niet eens — het beefde alleen, en keek Michail aan met grote ogen vol wanhoop.

“Ik ben een dokter. En ik kan hier niet weg.”

Michail sloeg zijn jas van zijn schouders, bedekte voorzichtig het wolfje zodat het zich niet bewoog, en bevrijdde de poot. Het roestige metaal kraakte, en bloed drupte op de grond.
Hij begreep: als hij niet hielp, zou het jong sterven.

En de oude man droeg het wolfje naar huis.

Daar, in een klein hutje aan de rand van het dorp, begonnen lange weken van zorg: verbandjes, melk uit een pipet, vleesbouillon. Het wolfje gromde eerst, maar raakte gewend en drukte zich al snel stil tegen de benen van de mens. Michail noemde hem Grijs.

Toen de poot genas, wist Michail: het is tijd. Hij bracht Grijs terug naar het bos en zei simpelweg:

— Je bent sterk. Leef.

De wolf keek hem aan, alsof hij alles opsloeg in zijn geheugen, en verdween toen tussen de bomen.
De oude man dacht dat hij hem nooit meer zou zien.

Enkele maanden later.
Op een zomerdag ging Michails kleinzoon, de achtjarige Sacha, bosbessen plukken en keerde niet terug. De oude man rende hem achterna, riep, rende tot hij buiten adem was. Zijn stem was hees, zijn hart bonkte alsof het uit zijn borst wilde springen.

En plotseling — geritsel achter hem. Michail draaide zich om en verstijfde.
Uit het struikgewas kwam de wolf.
Diezelfde. Hij hinkte nog steeds op de bekende poot.

Grijs stond daar, keek kalm en zelfverzekerd. Vervolgens liep hij vooruit, zonder om te kijken.

Michail begreep: hij werd geleid.

En enkele minuten later hoorde hij het — het huilen van een kind.
Sacha zat onder een spar, vol tranen en krassen, maar levend. Toen de oude man naderde, was de wolf al verdwenen. Alleen pootafdrukken in de vochtige aarde herinnerden hem eraan dat hij daar was geweest.

Goedheid komt terug.
Sindsdien gaat Michail vaak naar hetzelfde pad. Soms lijkt het hem dat amberkleurige ogen hem van verre in de gaten houden.
Geen vijand, geen beest — maar een vriend.

Hij redde de wolf. En de wolf redde zijn kleinzoon.

Goedheid verdwijnt niet. Het wacht gewoon op het juiste moment om terug te keren.
Zelfs als het uit het bos terugkomt.

Like this post? Please share to your friends: