Het geluid was zo luid dat de ramen trilden. Mensen renden uit hun appartementen en keken naar de snelweg, waar grijze rook kringelde en een wolk van stof steeg.
Binnen enkele minuten werd duidelijk: een deel van de weg was gewoon verdwenen. Het asfalt, waar elke ochtend bussen en auto’s reden en voetgangers langs liepen, was ingestort en had een enorme kloof gevormd.
Brandweer, politie en zwaar materieel arriveerden onmiddellijk. Hijskranen rezen op langs de rand van de krater, reddingswerkers plaatsten hekken, journalisten klikten met hun camera’s.
De menigte stond verstijfd — onder hen lag een zwarte afgrond, enkele verdiepingen diep, ruikend naar aarde en iets… vreemds.
Toen de eerste ingenieurs naar beneden werden gelaten aan veiligheidstouwen, hing er een gespannen stilte in de lucht.
Zaklampen verlichtten stukken beton, afgebroken kabels, verbogen leidingen.
Toen riep een van de mannen plotseling:
“Hey, schijn hier!”
Een lichtstraal viel op iets metalen, massiefs. Een enorme roestige tank, ingebed in de grond, alsof het deel uitmaakte van een oud ondergronds bouwwerk.
In eerste instantie dachten ze aan een waterreservoir of overblijfselen van een Sovjet-rioleringsysteem. Maar toen ze dichterbij kwamen, werd de lucht plotseling bijtend, alsof iemand zuur had gespoten.
“Terug! Snel!” schreeuwde een van de ingenieurs terwijl hij zijn gezicht met zijn mouw bedekte.
Onder een laag vuil kwam een vervaagd teken tevoorschijn — drie stralen op een gele achtergrond. Radioactief gevaar. Daaronder stond in het Engels:
“Danger. Do not open.”

Niemand bewoog. Alleen het getik van druppels die van het beton vielen.
Milieu-inspecteurs, reddingswerkers en het leger werden gebeld. Enkele uren later bleek dat er decennialang een verlaten tank met chemisch afval onder de snelweg had gelegen. De tank was in de jaren ’70 begraven — zonder documenten, zonder waarschuwing. Gewoon bedekt met aarde en vergeten.
Nu was het metaal verroest en corrosie had de wanden aangetast. Grondwater had zijn werk gedaan — de bodem onder de weg was ingestort.
Toen bekend werd dat een deel van de tank beschadigd was, werd de hele wijk afgesloten. Mensen kregen het bevel binnen te blijven en waterleidingen werden afgesloten.
Een gevoel van angst hing boven de stad — de geur van chemicaliën in de lucht prikkelde de keel.
Een oude man, die vlakbij woonde, zei zacht:
“Ik werkte hier veertig jaar geleden. Ze zeiden dat er iets onder de snelweg begraven was… maar niemand geloofde het.”
Nu geloofden ze allemaal.
De specialisten die bij de rand van de krater stonden, keken zwijgend naar beneden.
Want ze wisten: als de instorting overdag had plaatsgevonden, terwijl het verkeer stroomde, zou de stad niet hebben gedebatteerd over een ramp — ze zou er middenin hebben geleefd.